41. Rechtsgevolgen van een ernstige schending van een regel van dwingend recht: de internationale rechten en plichten van staten bij schending van het agressieverbod
In augustus 2022 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken advies gevraagd over de rechtsgevolgen van een ernstige schending van een regel van dwingend recht (ius cogens). De aanleiding hiervoor was de invasie door de Russische Federatie in Oekraïne, in de adviesaanvraag gekwalificeerd als ‘een ernstige schending van het verbod op het gebruik van geweld, de territoriale integriteit en politieke onafhankelijkheid van Oekraïne.’
Dit advies betreft de internationale rechten en plichten van (derde) staten bij ernstige schending van dwingende regels van internationaal recht en meer specifiek het agressieverbod.
Deel I behandelt drie concrete verplichtingen die voortvloeien uit Artikel 41 van de Artikelen inzake Staatsaansprakelijkheid (ARSIWA), namelijk (1) de verplichting om samen te werken om de schending te beëindigen, (2) de verplichting tot niet-erkenning van de situatie die is ontstaan als gevolg van de schending, en (3) de verplichting om geen steun of assistentie te geven aan het in stand houden van
die situatie.
Deel II gaat in op sancties, en meer specifiek op de vraag of derde staten tegenmaatregelen in het algemeen belang mogen nemen, dat wil zeggen of derde staten maatregelen mogen nemen die onder normale omstandigheden zelf ook het internationaal recht schenden maar gerechtvaardigd zijn als reactie op de ernstige schending van een regel van dwingend recht, in het bijzonder het verbod op agressie.